Melodie: Een reeks noten die een herkenbaar patroon vormen.
Harmonie: De gelijktijdige combinatie van noten die prettig in het gehoor liggen.
Ritme: Het patroon van sterke en zwakke beats in muziek.
Tempo: De snelheid waarmee een muziekstuk wordt gespeeld.
Timbre: De kwaliteit van een geluid dat het onderscheidt van andere geluiden.
Dynamiek: De relatieve luidheid of zachtheid van een muziekstuk.
Textuur: Het algehele geluid van een muziekstuk, inclusief het aantal spelende instrumenten, het bereik van toonhoogtes en de dichtheid van het geluid.
Formulier: De algemene structuur van een muziekstuk, inclusief de inleiding, het couplet, het refrein en de bridge.
Instrumentatie: De instrumenten waarmee een muziekstuk wordt uitgevoerd.