In de diepten van wanhoop, een sprankje licht,
Een baken van hoop leidt mij door de nacht.
Door beproevingen en beproevingen vind ik mijn weg,
Bij elke stap vooruit voel ik de genade.
(Pre-refrein)
Mijn ziel verlangt, reikend naar het goddelijke,
Een verbinding zo diep, dat mijn geest met elkaar verweven was.
Op deze reis van geloof vind ik mijn roeping,
Om alles over te geven en Zijn liefde te laten vallen.
(Koor)
De hemel zal het zeker allemaal waard zijn,
De beproevingen waarmee we worden geconfronteerd, zullen zo klein lijken.
In de aanwezigheid van God zullen onze harten gevuld worden,
Met eeuwige vreugde, voor altijd vervuld.
(Vers 2)
Door dalen van duisternis en bergen zo steil,
Ik klim met vastberadenheid, Zijn liefde zal ik behouden.
Hij veegt mijn tranen weg, herstelt mijn gebroken ziel,
In Zijn tedere omhelzing voel ik mij compleet en heel.
(Brug)
Hoewel er stormen kunnen komen en winden kunnen waaien,
Mijn geloof heeft een onwrikbare, onbreekbare glans.
Want in Zijn beloften vind ik mijn vrede,
Zijn liefde is de schuilplaats, waar mijn angsten zullen ophouden.
(Koor)
De hemel zal het zeker allemaal waard zijn,
De beproevingen waarmee we worden geconfronteerd, zullen zo klein lijken.
In de aanwezigheid van God zullen onze harten gevuld worden,
Met eeuwige vreugde, voor altijd vervuld.
(Outro)
Dus ik ga door, met hoop in mijn hart,
De beloning van de hemel is wat mij onderscheidt.
Want in Zijn liefde wordt het ware leven gevonden,
In de omhelzing van de eeuwigheid zijn we op weg naar de hemel.