Wanneer een muziekstuk wordt geschreven, wordt het metrum aan het begin van de partituur aangegeven met een maatsoort. De maatsoort bestaat meestal uit twee cijfers. Het bovenste getal geeft aan hoeveel tellen er in elke maat zitten. Het onderste getal geeft de nootwaarde aan die elke tel vertegenwoordigt. Een 4/4 (vier-vier) maatsoort betekent bijvoorbeeld dat elke maat vier tellen bevat, en elke tel wordt weergegeven door een kwartnoot.
De meter kan dubbel, drievoudig of viervoudig zijn.
Duple-meter:de pols wordt per maat verdeeld in twee tellen.
Voorbeelden van dubbele meters:2/2 (twee-twee), 2/4 (twee-vier), 6/8 (zes-acht).
Drievoudige meter:de polsslag wordt per maat verdeeld in drie tellen.
Voorbeelden van drievoudige meters:3/4 (drie-vier), 3/8 (drie-acht), 9/8 (negen-acht).
Viervoudige meter:de pols wordt per maat verdeeld in vier tellen.
Voorbeelden van viervoudige meters:4/4 (vier-vier), 4/8 (vier-acht), 12/8 (twaalf-acht).