Als zelfstandig naamwoord verwijst 'piano' naar een muziekinstrument met toetsen die worden bespeeld door ze met de vingers in te drukken. Bijvoorbeeld:
"Ik leerde piano spelen toen ik een kind was."
Als bijvoeglijk naamwoord betekent 'piano' 'zacht' of 'stil'. Bijvoorbeeld:
"De pianist speelde met grote vaardigheid een pianosonate."
Naast deze twee hoofdbetekenissen kan ‘piano’ ook op een paar andere manieren worden gebruikt. Het kan bijvoorbeeld worden gebruikt als:
- Een bijwoord:"De pianist speelde het stuk piano." (In dit voorbeeld betekent 'piano' 'zacht'.)
- Een werkwoord:"De pianist speelde de toetsen." (In dit voorbeeld betekent 'piano' 'piano gespeeld'.)