Het werk is gescoord voor solo piano, twee hobo's, twee fagotten, twee hoorns en strijkers.
De toonsoort A majeur van het concert is relatief zeldzaam voor een pianoconcert van Mozart (hij componeerde meer in de toonsoort C dan in enig ander), en misschien vanwege zijn helderheid kreeg de toonsoort de voorkeur voor zijn concertrondo's.
Uit het handtekeningmanuscript blijkt dat het concert oorspronkelijk in D majeur was (Köchels K. 491), vervolgens in Db (Köchels K. 491a) en ten slotte in A (Köchels K. 488).
Het orkest begint het concert met een korte inleiding in sonatevorm. Het ontwikkelingsgedeelte moduleert kort naar A mineur voordat het terugkeert naar A majeur. Het tweede deel is in ternaire (ABA) vorm, en het derde is een rondo in sonatevorm met een korte cadens die naar de coda leidt.