Volksmuziek: Dit was de meest voorkomende muzieksoort in de koloniën en omvatte een grote verscheidenheid aan stijlen, van de traditionele ballades van de Britse eilanden tot de meer ritmische dansmuziek van Afrika en het Caribisch gebied. Volksliederen werden vaak mondeling van generatie op generatie doorgegeven en weerspiegelden de levens en ervaringen van de kolonisten.
Religieuze muziek: Dit was een ander belangrijk onderdeel van de koloniale muziek, aangezien religie een centrale rol speelde in de levens van veel kolonisten. In de erediensten werden vaak psalmen gezongen, maar er waren ook een aantal hymnen en volksliederen speciaal voor de gelegenheid.
Klassieke muziek: De meer welvarende kolonisten genoten ook van klassieke muziek, die vaak werd uitgevoerd tijdens privéconcerten en bals. Deze muziek werd doorgaans gecomponeerd door Europese componisten en uitgevoerd door ervaren muzikanten.
Indiaans-Amerikaanse muziek: De muziek van de Indiaanse stammen had een aanzienlijke invloed op de koloniale muziek, aangezien de kolonisten veel van de instrumenten en technieken van de inheemse volkeren overnamen. Deze muziek was vaak gebaseerd op religieuze ceremonies en rituelen, en bevatte een verscheidenheid aan drums, rammelaars en fluiten.
Over het geheel genomen was de muziek van de Amerikaanse koloniën een rijke en levendige mix van verschillende stijlen en invloeden, die het diverse culturele erfgoed van de vroege kolonisten weerspiegelde. Deze muziek diende om mensen samen te brengen in een gedeelde ervaring, en het is nog steeds een belangrijk onderdeel van de Amerikaanse cultuur.