* Meten van fysieke grootheden, zoals temperatuur, druk en debiet
* Vastleggen van gegevens, zoals de output van een sensor of de resultaten van een experiment
* Het beheersen van fysieke processen, zoals de waterstroom of de temperatuur van een kamer
Instrumenten kunnen analoog of digitaal zijn. Analoge instrumenten gebruiken mechanische of elektrische componenten om fysieke grootheden te meten of vast te leggen, terwijl digitale instrumenten elektronische componenten gebruiken om hetzelfde te doen.
Enkele veel voorkomende voorbeelden van instrumenten zijn:
* Thermometers meten de temperatuur.
* Barometers meten de druk.
* Flowmeters meten het debiet.
* Dataloggers registreren gegevens.
* Controllers controleren fysieke processen.
Instrumenten zijn essentieel voor veel gebieden, waaronder wetenschap, techniek en industrie. Ze worden gebruikt om ervoor te zorgen dat fysieke hoeveelheden en eigenschappen nauwkeurig en betrouwbaar worden gemeten, geregistreerd en gecontroleerd.