Het trillende deel is de muzieksnaar, die is gemaakt van een dun, zeer elastisch materiaal zoals nylon of metaal. Wanneer je eraan tokkelt, plant de trilling zich voort langs de snaar en produceert een mechanische golf.
De zangbodem, meestal een plat stuk hout onder de snaren, vangt deze trillingen op en versterkt ze. Het werkt als een diafragma dat de mechanische golven omzet in geluidsgolven. De vorm en het materiaal van het klankbord bepalen de toon van het instrument.
Ten slotte ontvangt de resonantiekamer, die in het geval van de gitaar de holle ruimte in de body van de gitaar is, deze versterkte geluidsgolven van de zangbodem. De grootte, vorm en materialen van deze kamer dragen bij aan de klankkleur van het instrument door bepaalde frequenties te versterken of te dempen.
Terwijl deze geluidsgolven door de lucht reizen, neem je ze waar als een aangename muzieknoot.