(Vers 1)
Drie blinde muizen, drie blinde muizen,
Kijk hoe ze rennen, kijk hoe ze rennen,
Ze renden allemaal achter de boerin aan,
Die hun staarten afsneden met een vleesmes.
(Koor)
Heb je ooit zoiets in je leven gezien,
Als drie blinde muizen?
(Vers 2)
Drie blinde muizen, drie blinde muizen,
Kijk hoe ze rennen, kijk hoe ze rennen,
Ze renden allemaal achter de boerin aan,
Die hun staarten afsneden met een vleesmes.
(Koor)
Heb je ooit zoiets in je leven gezien,
Als drie blinde muizen?
(Brug)
Maar de boerin had een hond genaamd Blue,
En Blue, hij was ook een goede hond.
Hij ving de muizen en hield ze stevig vast,
En toen kwam de boer met een stok en een lampje.
(Koor)
Heb je ooit zoiets in je leven gezien,
Als drie blinde muizen?
(Outro)
Dus nam de boer de muizen mee naar huis, naar zijn vrouw,
En ze maakte er een taart van.
En de muizen waren allemaal weg, en de boer was blij:
En de boerin was blij, en de hond Blauw was ook blij.