1. Pitch: De grootte van een koperinstrument houdt rechtstreeks verband met de toonhoogte. Grotere instrumenten, zoals de tuba of bastrombone, produceren lagere toonhoogtes, terwijl kleinere instrumenten, zoals de trompet of piccolotrompet, hogere toonhoogtes produceren. Dit komt omdat hoe langer het instrument, hoe lager de toon die het zal produceren.
2. Timbre: De grootte van een koperinstrument heeft ook invloed op het timbre of de toonkleur. Grotere instrumenten hebben doorgaans een zachter en resonanter geluid, terwijl kleinere instrumenten doorgaans een helderder en doordringender geluid hebben. Dit komt omdat hoe groter het instrument is, hoe meer boventonen het zal produceren, waardoor het geluid een rijkere en complexere toon kan krijgen.
3. Volume: De grootte van een koperblaasinstrument heeft ook invloed op het volume. Grotere instrumenten zijn doorgaans luider dan kleinere instrumenten, simpelweg omdat ze meer geluidsgolven produceren. Dit komt omdat hoe groter het instrument is, hoe meer lucht het kan verplaatsen, waardoor een luider geluid ontstaat.
4. Speelbaarheid: De grootte van een koperinstrument kan ook de bespeelbaarheid ervan beïnvloeden. Kleinere instrumenten zijn over het algemeen gemakkelijker te bespelen dan grotere instrumenten, simpelweg omdat ze minder fysieke inspanning vergen om geluid te produceren. Dit komt omdat hoe kleiner het instrument, hoe minder lucht er nodig is om een geluid te produceren, waardoor het voor de speler gemakkelijker wordt om de luchtstroom te controleren.
Samenvattend heeft de grootte van een koperinstrument een aanzienlijke invloed op het geluid ervan, waardoor de toonhoogte, het timbre, het volume en de bespeelbaarheid van het instrument worden beïnvloed.