1. Lengte: Hoe korter de snaar, hoe hoger de noot. Dit komt omdat de snaar sneller trilt als deze korter is, waardoor hogere frequenties worden geproduceerd.
2. Spanning: Hoe strakker de snaar, hoe hoger de noot. Dit komt omdat de snaar sneller trilt als hij strakker staat, waardoor hogere frequenties worden geproduceerd.
3. Massa: Hoe zwaarder de snaar, hoe lager de noot. Dit komt omdat de snaar langzamer beweegt als hij zwaarder is, waardoor lagere frequenties worden geproduceerd.
4. Dikte: Hoe dikker de snaar, hoe lager de noot. Dit komt doordat een dikkere snaar langzamer beweegt dan een dunnere snaar, waardoor lagere frequenties worden geproduceerd.
Door deze factoren aan te passen, kunnen muzikanten de toonhoogte van een noot verhogen. Een violist kan bijvoorbeeld de toonhoogte van een noot verhogen door de snaar in te korten, aan te spannen of een dunnere snaar te gebruiken.