Om op de vijfde positie te spelen, plaatst de cellist de duim op de A-snaar, de wijsvinger op de D-snaar, de middelvinger op de G-snaar en de ringvinger op de C-snaar. De duim wordt op de A-snaar geplaatst bij de vijfde fret, de wijsvinger op de D-snaar bij de vierde fret, de middelvinger op de G-snaar bij de derde fret en de ringvinger op de C-snaar bij de tweede fret.
De vijfde positie wordt gebruikt om noten te spelen die hoger zijn dan de noten die op de vierde positie kunnen worden gespeeld. Het wordt ook gebruikt om toonladders, arpeggio's en andere technische oefeningen te spelen.
Hier is een diagram van de vijfde positie op de cello:
[Afbeelding van een cello met de hand in de vijfde positie]
De cijfers in het diagram geven de frets op de toets aan. De duim wordt op de A-snaar geplaatst bij de vijfde fret, de wijsvinger op de D-snaar bij de vierde fret, de middelvinger op de G-snaar bij de derde fret en de ringvinger op de C-snaar bij de tweede fret.
De vijfde positie is een veelzijdige handpositie die kan worden gebruikt om een verscheidenheid aan noten en muziekpassages te spelen. Het is een essentiële positie die cellisten moeten beheersen om een breed scala aan muziek te kunnen spelen.