Tipopening: De puntopening is de afstand tussen het riet en de bekleding helemaal aan de punt. Het wordt meestal gemeten in duizendsten van een inch (1000ste van een inch, afgekort als "jij"). Kleinere tipopeningen zorgen voor een meer gefocust en gecontroleerd geluid, terwijl grotere tipopeningen een bredere en meer open klank produceren.
Geconfronteerde curve: De bekledingscurve verwijst naar de vorm en contour van de bekleding vanaf de punt tot aan de achterkant van het mondstuk. Verschillende richtingscurven kunnen de toon, intonatie en respons van de saxofoon beïnvloeden. Een curve die rechter is, produceert een helderder en meer gefocust geluid, terwijl een meer afgeronde curve resulteert in een warmere en vollere toon.
Verbijstering: Het schot is het gebied dat zich direct boven de tipopening bevindt. Het helpt de luchtstroom te richten en beïnvloedt de manier waarop het riet trilt. Een hogere baffle zorgt voor meer weerstand en een helderdere toon, terwijl een lagere baffle minder weerstand en een donkerdere toon biedt.
Rails: De rails zijn de twee verhoogde oppervlakken aan weerszijden van de tegenoverliggende bocht. Ze bieden ondersteuning aan het riet en beïnvloeden de trilling ervan. Bredere rails produceren doorgaans een helderder geluid, terwijl smallere rails resulteren in een donkerdere toon.
De combinatie van deze elementen in een mondstukbekleding bepaalt de algehele speeleigenschappen van de saxofoon. Het selecteren van de juiste bekleding is cruciaal voor het bereiken van het gewenste geluid, projectie en controle. Saxofonisten experimenteren vaak met verschillende fronten om degene te vinden die het beste past bij hun individuele speelstijl en muzikale voorkeuren.