- Instrumentatie: Varieer de instrumentatie die in verschillende delen van het stuk wordt gebruikt, zoals het gebruik van verschillende instrumenten of instrumentcombinaties om dezelfde melodie of harmonie te spelen.
- Dynamiek: Varieer het volume of de intensiteit van de muziek, speel bijvoorbeeld een gedeelte eerst zacht en dan luid, of verhoog of verlaag het volume geleidelijk.
- Tempo: Varieer de snelheid of het tempo van de muziek, bijvoorbeeld door een gedeelte langzaam en dan snel af te spelen, of door het tempo geleidelijk te versnellen of vertragen.
- Ritme: Varieer het ritme of de hartslag van de muziek, bijvoorbeeld door een gedeelte te spelen met een normale tel en vervolgens een gesyncopeerd ritme, of door tellen toe te voegen aan of af te trekken van een maat.
- Melodie: Varieer met de melodie of melodie van de muziek, bijvoorbeeld door een gedeelte met een eenvoudige melodie te spelen en vervolgens een meer uitgebreide melodie, of door noten aan de melodie toe te voegen of te verwijderen.
- Harmonie: Varieer met de harmonie of akkoorden die worden gebruikt om de melodie te begeleiden, zoals het gebruik van verschillende akkoordprogressies, het toevoegen of verwijderen van noten aan de akkoorden, of het gebruiken van verschillende voicings van de akkoorden.
- Textuur: Varieer de textuur van de muziek, bijvoorbeeld door een sectie te spelen waarin veel instrumenten samen spelen en vervolgens een sectie waarin één enkel instrument speelt, of door geluidslagen toe te voegen of te verwijderen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe componisten en arrangeurs enkele variatie-elementen in een muziekstuk kunnen introduceren zonder de basisvorm ervan te veranderen. Door deze technieken te gebruiken, kunnen ze interesse en opwinding in een muziekstuk creëren, terwijl de algehele structuur en samenhang behouden blijven.