De toonhoogte van het fluitje wordt bepaald door de grootte en vorm van de fipple. Een grotere fipple produceert een lagere toonhoogte, terwijl een kleinere fipple een hogere toon produceert. De vorm van de fipple heeft ook invloed op de toon van het fluitje. Een afgeronde fipple produceert een zachtere toon, terwijl een puntige fipple een scherpere toon produceert.
Fluitjes worden gebruikt in verschillende toepassingen, waaronder muziek, signalering en sport. Ze worden ook gebruikt in sommige wetenschappelijke instrumenten, zoals de windtunnel.