1. Instrumentatie :Een typische bigbandopstelling bestaat uit vier tot vijf saxofoons, vier tot vijf trombones en vier tot vijf trompetten. Deze instrumenten zijn vaak onderverdeeld in secties.
2. Ritmesectie :De ritmesectie van een bigband bestaat doorgaans uit een akoestische of elektrische bas, elektrische gitaar, drums en soms een toetsinstrument.
3. Arrangeren :Bigband-arrangementen zijn doorgaans complex en gelaagd, waarbij meerdere instrumentale partijen tegelijkertijd worden gespeeld. Arrangementen bevatten vaak solo-improvisaties en call-and-response-secties.
4. Harmonisatie :Bigband-arrangementen maken vaak gebruik van geavanceerde harmonische concepten zoals verlengde akkoorden, akkoordvervangingen en chromatische modulaties.
5. Dynamiek :Big bands kunnen een breed scala aan dynamische contrasten produceren, van zachte en delicate passages tot luide, bombastische of zelfs chaotische secties.
6. Vorm en structuur :Bigband-arrangementen zijn vaak gebaseerd op standaard songvormen zoals couplet-refrein-bridge of twaalfmatenblues, maar ze kunnen ook complexere of ongebruikelijkere vormen gebruiken.
7. Improvisatie :Solo-improvisatie is een sleutelelement van bigbandjazz. Meestal spelen een of meer instrumenten om de beurt geïmproviseerde solo's over de akkoordwisselingen van het arrangement.