1. Bongo-drums zijn ontstaan in Cuba en maken deel uit van de Afro-Cubaanse muzikale traditie.
2. De naam 'bongo' is afgeleid van het Bantu-woord 'mbongo', wat 'dierenhuid' betekent.
3. Traditionele bongo's bestaan uit twee trommels van verschillende afmetingen, meestal gemaakt van hardhout (meestal eiken of mahonie) met dierenhuiden (vaak geitenleer) die over de open uiteinden zijn gespannen.
4. De grotere trommel wordt de "hembra" (vrouwelijk) genoemd en de kleinere wordt de "macho" (mannelijk) genoemd.
5. Bongo's worden met de handen bespeeld en de speler gebruikt verschillende technieken om verschillende geluiden te creëren, waaronder open tonen, gedempte tonen, klappen en rollen.
6. Bongo-drums worden vaak gebruikt in Latijns-Amerikaanse muziekgenres zoals salsa, merengue, son, cha-cha-chá en rumba.
7. Bongo-drums hebben ook hun weg gevonden naar andere muziekstijlen, zoals jazz, rock en pop, en worden vaak gebruikt als percussie-instrumenten in verschillende muziekensembles.
8. Bekende bongospelers zijn onder meer Mongo Santamaría, Carlos "Patato" Valdés, Richard "Richie" Flores en Giovanni Hidalgo, die allemaal een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de kunst van het bespelen van bongodrums.
9. De grootte van de bongo's kan variëren, waarbij de grotere hembra-trommel doorgaans een diameter van ongeveer 19-20 cm heeft en de macho-trommel een diameter van ongeveer 15-19 cm.
10. Bongo-drums worden niet alleen gebruikt bij muziekuitvoeringen, maar dienen ook als belangrijke culturele symbolen in veel Afro-Cubaanse gemeenschappen en vertegenwoordigen het rijke erfgoed en de tradities van deze gemeenschappen.