1. Spanning: Hoe hoger de spanning van de snaar, hoe hoger de toonhoogte. Dit komt omdat de spanning de herstelkracht op de snaar vergroot, waardoor deze sneller gaat trillen. Violen hebben een hogere snaarspanning dan bassen, waardoor ze hogere toonhoogtes kunnen produceren.
2. Lengte: Hoe korter de snaar, hoe hoger de toonhoogte. Dit komt omdat een kortere snaar minder massa heeft om te trillen, waardoor hij sneller kan versnellen en vertragen. Violen hebben kortere snaren dan bassen, waardoor ze hogere toonhoogtes kunnen produceren.
3. Massa: Hoe zwaarder de snaar, hoe lager de toonhoogte. Dit komt omdat een zwaardere snaar meer massa heeft om te trillen, waardoor er meer kracht nodig is om deze te versnellen en te vertragen. Violen hebben lichtere snaren dan bassen, waardoor ze hogere toonhoogtes kunnen produceren.
Samenvattend kunnen violen hogere toonhoogtes spelen dan bassen omdat ze een hogere snaarspanning, kortere snaren en lichtere snaren hebben.