- Hogere frequenties komen overeen met hogere toonhoogtes, terwijl lagere frequenties overeenkomen met lagere toonhoogtes.
Over het algemeen produceren kortere, dunnere instrumenten hogere frequenties dan langere, dikkere instrumenten. Dit komt omdat hoe korter het instrument is, hoe sneller de luchtmoleculen erin kunnen trillen, en hoe sneller de luchtmoleculen trillen, hoe hoger de frequentie van de geproduceerde geluidsgolven.
De fluit is een relatief kort, dun instrument, terwijl de tuba een relatief lang, dik instrument is.
- Dit betekent dat de luchtmoleculen in de fluit veel sneller kunnen trillen dan de luchtmoleculen in de tuba, en daarom produceert de fluit veel hogere frequenties dan de tuba.
Bovendien heeft de lengte van de luchtkolom in een instrument ook invloed op de toonhoogte van het geluid dat het produceert.
- Hoe langer de luchtkolom, hoe lager de toonhoogte. Dit komt omdat het langer duurt voordat de luchtmoleculen in een langere luchtkolom trillen, en hoe langzamer de luchtmoleculen trillen, hoe lager de frequentie van de geproduceerde geluidsgolven.
- Ten slotte kan het materiaal waarvan een instrument is gemaakt ook de toonhoogte beïnvloeden. Instrumenten gemaakt van hardere materialen, zoals metaal, hebben de neiging hogere toonhoogtes te produceren dan instrumenten gemaakt van zachtere materialen, zoals hout.
Samenvattend: *De fluit heeft een hogere frequentie dan de tuba omdat hij korter, dunner is, een kortere luchtkolom heeft en van harder materiaal is gemaakt.*