Om een harmonische te spelen, raakt de speler de snaar lichtjes aan met de zijkant van de vingernagel, op een van de specifieke harmonische knooppunten van de snaar. Deze knooppunten bevinden zich op specifieke fracties van de lengte van de snaar en worden bepaald door de wetten van de natuurkunde en de spanning van de snaar. Wanneer je de snaar op deze punten aanraakt, trilt hij in een andere modus, waardoor een hoger geluid ontstaat dan wanneer je hem normaal bespeelt.
Harmonieën kunnen op verschillende punten langs de snaar worden geproduceerd, elk resulterend in een andere toonhoogte. De meest voorkomende harmonischen zijn het octaaf, de kwint, de vierde, de grote terts en de kleine terts. Deze harmonischen worden geproduceerd door de snaar respectievelijk op 1/2, 1/3, 1/4, 1/5 en 1/6 van zijn lengte aan te raken.
Harmonieën kunnen op elk snaarinstrument worden gespeeld, maar komen vooral veel voor in vioolmuziek. Violisten gebruiken vaak harmonischen om een breed scala aan expressieve effecten te creëren, van delicate glinsterende tonen tot zwevende melodieën.