In een wereld van dromen en eindeloze luchten,
Waar sterren op één lijn staan en het licht verblijft,
Er is een plaats van vrede, waar zielen vrij zweven,
Een oase van liefde, die op mij wacht.
(Pre-refrein)
Door beproevingen en tranen heb ik ver gereisd,
Op zoek naar een doel, een leidende ster.
Nu nodigt een zacht gefluister mij uit om dichterbij te komen,
Naar een rijk waar engelen een traan laten.
(Koor)
De hemel wacht op mij, met wijd open armen,
Een heiligdom van genade, nooit eindigende toewijding.
Op deze heilige plaats zal mijn hart vinden:
Eeuwige vreugde en goddelijke vrede.
(Vers 2)
Kleuren van hoop schilderen de levendige lucht,
Terwijl ik het pad bewandel dat mij naar hoog leidt.
Geleid door geesten, oud en wijs,
Hun aanwezigheid omhult zich en troost mijn kreten.
(Brug)
De hemelpoort lonkt, zijn licht sereen,
Een koor van engelen, hun stemmen scherp.
Hun hemelse harmonie spoelt over mij heen,
Mijn ziel omarmen met pure extase.
(Koor)
De hemel wacht op mij, met armen wijd open,
Een heiligdom van genade, nooit eindigende toewijding.
Op deze heilige plaats zal mijn hart vinden:
Eeuwige vreugde en goddelijke vrede.
(Vers 3)
Een symfonie van liefde, een kosmische dans,
Terwijl de schoonheid van het universum zich in trance ontvouwt.
Samen met medereizigers, zij aan zij,
We reizen verder, badend in het hemelse getij.
(Koor)
De hemel wacht op mij, met armen wijd open,
Een heiligdom van genade, nooit eindigende toewijding.
Op deze heilige plaats zal mijn hart vinden:
Eeuwige vreugde en goddelijke vrede.
(Outro)
De hemel wacht, zijn wonderen wachten,
Een rijk waar zielen zich verenigen en verheffen.
In deze eeuwige hemel zal ik wonen,
Voor altijd omarmd door de eeuwige betovering van de liefde.