Ik was op zoek naar een huis,
Toen ik het gebrul van de oceaan hoorde,
En ik wist dat ik moest gaan,
Naar de zee, om vrij te zijn,
Ik moet de open zee bevaren.
(Koor)
Zeil, zeil, weg van het lawaai,
Zeil, zeil, naar een land van onze keuze,
Zeil, zeil, totdat we onze weg vinden,
Naar een land waar we kunnen blijven.
(Vers 2)
De wind zit in onze zeilen,
En de zon schijnt op ons gezicht,
En we voelen ons zo levend,
In deze wilde en open ruimte,
We varen op zee.
(Koor)
Zeil, zeil, weg van het lawaai,
Zeil, zeil, naar een land van onze keuze,
Zeil, zeil, totdat we onze weg vinden,
Naar een land waar we kunnen blijven.
(Brug)
De golven slaan tegen de romp,
En de meeuwen schreeuwen boven:
En we voelen ons zo thuis,
In deze wereld van zoute liefde,
We varen op zee.
(Koor)
Zeil, zeil, weg van het lawaai,
Zeil, zeil, naar een land van onze keuze,
Zeil, zeil, totdat we onze weg vinden,
Naar een land waar we kunnen blijven.
(Outro)
Hijs dus de zeilen en zet koers,
En laat de wind ons meevoeren,
Naar een land van vrede en geluk,
Waar we onze dagen kunnen leven.
We varen op zee.