Laat het leven dat ik leef voor mij spreken,
Mijn daden, een bewijs van mijn dagen.
Laat mijn daden mijn erfenis zijn,
Een verhaal van liefde, hoop en lof.
(Vers 1)
In elke glimlach die ik geef,
Moge compassie werkelijk aanwezig zijn.
In elke hand die ik leen,
Moge er binnenin een zegen gevonden worden.
(Pre-refrein)
Laat mijn woorden zachte regen zijn,
Dorstige harten en zielen lessen.
Laat mijn stem een melodie zijn,
Opbeurende geesten, waardoor ze heel worden.
(Koor)
Laat het leven dat ik leef voor mij spreken,
Mijn daden, een bewijs van mijn dagen.
Laat mijn daden mijn erfenis zijn,
Een verhaal van liefde, hoop en lof.
(Vers 2)
Door beproevingen en beproevingen,
Moge mijn kracht een inspiratie zijn.
In momenten van vreugde en overvloed,
Mag ik delen in de viering van de liefde.
(Pre-refrein)
Laat mijn voetstappen een spoor achterlaten,
Anderen begeleiden op hun weg.
Laat mijn aanwezigheid troost brengen,
Een baken in de donkerste dag.
(Koor)
Laat het leven dat ik leef voor mij spreken,
Mijn daden, een bewijs van mijn dagen.
Laat mijn daden mijn erfenis zijn,
Een verhaal van liefde, hoop en lof.
(Brug)
In het enorme tapijt van het leven,
Mag ik een patroon van vriendelijkheid weven.
Met draden van mededogen en genade,
Genaaid met liefde, voor altijd verweven.
(Koor)
Laat het leven dat ik leef voor mij spreken,
Mijn daden, een bewijs van mijn dagen.
Laat mijn daden mijn erfenis zijn,
Een verhaal van liefde, hoop en lof.
(Outro)
Als ik weg ben, laat mij dan herinnerd worden,
Niet voor bezittingen of aards gewin,
Maar vanwege de liefde die ik gaf, de vreugde die ik deelde,
Ik laat een wereld achter die beter is dan voordat ik kwam.