_Twinkel, fonkel, kleine ster,
Wat vraag ik me af wat je bent._
_Boven de wereld zo hoog,
Als een diamant in de lucht._
_Als de brandende zon verdwenen is,
Als er niets op schijnt,_
_Dan laat je je kleine lichtje zien,
Fonkel, fonkel, de hele nacht._
_Dan de reiziger in het donker,
Bedankt voor je kleine vonkje;
Hij kon niet zien welke kant hij op moest,
Als je niet zo fonkelde._
_In de donkerblauwe lucht blijf je,
En vaak gluur ik door mijn gordijnen
Want je sluit nooit je ogen,
Tot de zon aan de hemel staat._
_Als je heldere en kleine vonk
Verlicht de reiziger in het donker_,
_Hoewel ik niet weet wat je bent,
Fonkel, fonkel, kleine ster._