Er was eens een leeuwerik
Die zong in de blauwe lucht
Ze was ongegeneerd en blij.
En trok zich nergens iets van aan
(Koor)
Aleutta, aleutta
Je bent blij om te leven
Aleutta, aleutta
Je bent vrij om te vliegen
(Vers 2)
Op een dag kwam er een jager langs
En zag de prachtige leeuwerik
Hij vuurde zijn pistool af en verwondde haar
En ze viel uit de lucht
(Koor)
Aleutta, aleutta
Je was blij om te leven
Aleutta, aleutta
Je bent nu vrij om te vliegen
(Brug)
De leeuwerik stierf, maar hij leefde een gelukkig leven
Ze was vrij om te vliegen waar ze maar wilde
En ze zong haar prachtige lied voor iedereen
(Koor)
Aleutta, aleutta
Je was blij om te leven
Aleutta, aleutta
Je bent vrij om te vliegen