(Vers 1)
Laten we opstaan en het huis een schoonmaakbeurt geven,
Ontdoe je van al het stof en vuil.
We beginnen bovenaan en werken naar beneden,
Wij stoppen pas als het huis spic en span is.
(koor)
Schrobben, schrobben, schrobben,
Dat is de manier waarop wij schoonmaken.
Schrobben, schrobben, schrobben,
Tot het huis schoon is.
(Vers 2)
We maken de tapijten en de vloeren schoon,
Wij maken de ramen en de deuren schoon.
We maken de keuken en de badkamer schoon,
Wij maken de woonkamer en de slaapkamer schoon.
(koor)
Schrobben, schrobben, schrobben,
Dat is de manier waarop wij schoonmaken.
Schrobben, schrobben, schrobben,
Tot het huis schoon is.
(Vers 3)
We poetsen het meubilair en de armaturen,
Wij maken de kleding en de afwas schoon.
We maken alles in huis schoon,
En we stoppen niet voordat het huis weer spic en span is.
(koor)
Schrobben, schrobben, schrobben,
Dat is de manier waarop wij schoonmaken.
Schrobben, schrobben, schrobben,
Tot het huis schoon is.
(Outro)
Als we klaar zijn, zal het huis zo schoon zijn,
Het zal glanzen als een nieuwe cent.
We zullen trots zijn op ons werk,
En we zullen genieten van het leven in een schoon huis.