In een volle zaal stond je daar,
Een visie van ongeëvenaarde schoonheid.
Mijn hart klopte, mijn zintuigen kwamen tot leven,
In jouw aanwezigheid voelde ik me zo levend.
(Pre-refrein)
We deelden gelach, dromen en gestolen blikken,
Momenten die voelden als eeuwige trances.
Oh, de aantrekkingskracht, een raadselachtige gratie,
Je had een spreuk over deze eenzame ruimte uitgesproken.
(Koor)
Maar als een spook glipte jij weg,
Een angstaanjagende ontsteltenis achterlatend.
Degene die ontsnapte, een ongrijpbare ziel,
Een bitterzoete herinnering die zijn tol eist.
(Vers 2)
Dagen veranderden in nachten, en maanden veranderden in jaren,
Toch bleef de herinnering aan jou in mijn oren hangen.
Ik vroeg me af en dwaalde rond, op zoek naar jou,
In de schaduw van het verleden hield ik een aanwijzing vast.
(Brug)
Sommigen zeggen dat liefde niet bedoeld is om lang mee te gaan,
Dat het vervaagt en alleen maar gefluister uit het verleden overblijft.
Maar ik weiger te geloven dat het allemaal tevergeefs is
Naar degene die is ontsnapt, verlang en steun ik nog steeds.
(Koor)
Maar als een spook glipte jij weg,
Een angstaanjagende ontsteltenis achterlatend.
Degene die ontsnapte, een ongrijpbare ziel,
Een bitterzoete herinnering die zijn tol eist.
(Vers 3)
Door de ups en downs, de hoogte- en dieptepunten,
Ik droeg de dromen waar we allebei voor kozen met me mee.
In mijn hart houd ik een klein sprankje hoop vast,
Die ene dag zal het lot ervoor zorgen dat we weglopen.
(Outro)
Dus ik ga verder, met een bitterzoete glimlach,
Op jacht naar herinneringen, kilometer na kilometer.
Voor degene die ontsnapte, zal mijn hart altijd blijven,
In een tijdloos hoofdstuk, waar de liefde nooit vervaagt.