In een hut beneden in de wei woont een man met een hut
Hij heeft een baard en ook een hoed
Hij is gelukkig in zijn hut
(Koor)
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson
(Vers 2)
Hij heeft ook een hond en een kat
En een paard, en ook een koe
Hij heeft alles wat hij ooit zou willen
In zijn hut
(Koor)
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson
(Brug)
Hij heeft geen tv of telefoon nodig
Of een computer
Hij heeft alles wat hij ooit zou willen
In zijn hut
(Koor)
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson
Hut sut rawlson