*Ze zijn glad en slijmerig,*
*Ze zijn koud en nat.*
*Ze leven in het water*
*En ze leggen eieren op het land.*
Koor:
*Amfibieën, amfibieën,*
*Wie zijn zij? Wat doen ze?*
*Het zijn de wezens die in twee werelden leven,*
*Het water en het land ook.*
Vers 2:
*Er zijn veel verschillende soorten amfibieën,*
*Van de kleine kikker tot de reuzensalamander.*
*Sommige amfibieën zijn giftig,*
*Terwijl anderen onschadelijk zijn.*
Koor:
*Amfibieën, amfibieën,*
*Wie zijn zij? Wat doen ze?*
*Het zijn de wezens die in twee werelden leven,*
*Het water en het land ook.*
Brug:
*Amfibieën zijn belangrijk voor het milieu,*
*Ze helpen het ecosysteem in balans te houden.*
*Ze zijn ook een voedselbron voor veel dieren,*
*Inclusief mensen.*
Koor:
*Amfibieën, amfibieën,*
*Wie zijn zij? Wat doen ze?*
*Het zijn de wezens die in twee werelden leven,*
*Het water en het land ook*
Uittro:
* Kikkers, paddensalamanders en sirenes,
*ze houden onze werelden in evenwicht.*