Hier zijn enkele specifieke voorbeelden van personificatie in het gedicht:
- "De bezoeker komt in de vroege ochtenduren, / Op zachte tred en met een zware zucht."
- "Ze gaat naast mijn bed zitten en staart me aan, / Met een lange, stille blik."
- "Ze fluistert in mijn oor, een laag, droevig lied, / Dat wiegt me in een onrustige slaap."
- "Ik word wakker en ze is weg, / Maar haar herinnering blijft hangen."
Het gebruik van personificatie in dit gedicht helpt om een levendige en gedenkwaardige beschrijving van de slapeloosheid van de spreker te creëren. Het geeft het gedicht ook een gevoel van mysterie en spanning, omdat de spreker de betekenis achter de bezoeken van de bezoeker probeert te begrijpen.