De wind fluistert geheimen in mijn oor,
Mijn huid strelen met zijn zachte adem.
De bomen zwaaien en dansen op zijn ritme,
Hun takken reiken als gretige armen naar de hemel.
[Koor]
De natuur komt tot leven met personificatie,
Begiftigd met menselijke emoties en verlangens.
De elementen praten op gedempte toon,
Hun verhalen delen op mysterieuze wijze gefluister.
[Verse 2]
De zon straalt naar beneden en werpt zijn gouden stralen,
Een stralende glimlach die de duisternis wegsmelt.
De regen huilt met tranen van vreugde en verdriet,
De aarde water geven met haar levengevende essentie.
[Brug]
De nacht omhult de wereld in een inktzwarte omhelzing,
Fluisterende verhalen over dromen en fantasieën.
De maan kijkt met haar waakzaam oog naar beneden,
Een bewaker van de geheimen van de nacht.
[Koor]
De natuur komt tot leven met personificatie,
Begiftigd met menselijke emoties en verlangens.
De elementen praten op gedempte toon,
Hun verhalen delen op mysterieuze wijze gefluister.
[Verse 3]
De oceaan brult en stort tegen de kust,
Een hartstochtelijke symfonie van macht en macht.
De sterren fonkelen en glinsteren aan de hemel,
Als hemelse diamanten die de nacht sieren.
[Koor]
De natuur komt tot leven met personificatie,
Begiftigd met menselijke emoties en verlangens.
De elementen praten op gedempte toon,
Hun verhalen delen op mysterieuze wijze gefluister.
[Outro]
Op het gebied van de personificatie van de natuur,
We vinden een diepgaande verbinding en eenheid.
Want in deze levende wezens herkennen we onze eigen reflecties,
Het herinnert ons aan de onderlinge verbondenheid van de hele schepping.