In een klein stadje, waar dromen worden gemaakt,
Leefde een paar, een liefde zo groot,
Hun harten verstrengeld, als gouden draden,
Door middel van veranderende seizoenen, ontvouwden zich verhalen.
Koor
Oh, maar de tijd kan zijn wreedste littekens achterlaten,
Alzheimer's schaduwen in het donker,
Zij stonden samen, met een onwankelbaar geloof,
Door het doolhof van herinneringen rafelde hun liefde nooit.
Vers 2
Het gezicht van de vrouw, een canvasbeurs,
Nu geëtst met lijnen van afwezige blik,
Haar geest dwaalt af, in verre dagen,
Terwijl haar hart nog steeds klopt, in een zoete, gedempte waas.
Brug
De man, haar steunpilaar, een blijvende ziel,
Met zachte aanraking en patiëntcontrole,
Hij fluistert verhalen uit vervlogen tijden,
De sintels van hun liefde hoog houden.
Vers 3
In de schemering dansen ze, langzaam en langzaam,
Alsof het verleden opnieuw zou kunnen schijnen,
Hun lichamen zwaaien, in een zo puur ritme,
De kettingen van Alzheimer kunnen de blijvende genezing van de liefde niet doorbreken.
Koor
Oh, maar de tijd kan zijn wreedste littekens achterlaten,
Alzheimer's schaduwen in het donker,
Zij stonden samen, met een onwankelbaar geloof,
Door het doolhof van herinneringen rafelde hun liefde nooit.
Uittro
In dat eenvoudige stadje heerste de liefde,
Door de wendingen van het leven vonden ze hun weg,
Want liefde, ware liefde, kan elke kloof overbruggen,
De ziekte van Alzheimer kan stelen, maar kan zich nooit echt verbergen.