Secco-recitatief bestaat doorgaans uit een enkele stemlijn, begeleid door een continuo, die bestaat uit een toetsinstrument (zoals een klavecimbel of orgel) en een basinstrument (zoals een cello of fagot). Het toetsinstrument zorgt voor de harmonische basis, terwijl het basinstrument de melodische lijn versterkt.
Secco-recitatief wordt gebruikt om dialoog, verhaal of expositie over te brengen in een opera of oratorium. Het zorgt voor een snellere levering van tekst in vergelijking met begeleid recitatief, en helpt zo de plot vooruit te helpen of de nodige informatie te verstrekken. Door zijn eenvoud biedt secco-recitatief ook een grotere flexibiliteit bij de interpretatie en weergave van de tekst door de zanger.
Het gebruik van secco-recitatief was vooral prominent aanwezig tijdens de late barokperiode in de werken van Italiaanse componisten als Alessandro Scarlatti, Giovanni Battista Pergolesi en George Frideric Händel. Tegenwoordig wordt secco-recitatief nog steeds gebruikt in verschillende vormen van opera- en koormuziek, vaak in combinatie met andere recitatieve stijlen.