5-snarige banjo:
1. 0,010: Deze meter wordt vaak gebruikt voor hoge melodieën en snel tokkelen.
2. 0,011: Het is iets dikker dan .010 en wordt ook vaak gebruikt voor melodieën en tokkelen.
3. 0,012: Een veelzijdige meter die geschikt is voor een scala aan speelstijlen en zorgt voor een uitgebalanceerde klank.
4. 0,013: Een zwaardere maat die een luider en voller geluid produceert, vaak de voorkeur voor bluegrass-muziek.
4-snarige banjo:
1. 0,022: De dunste maat, vaak gebruikt in Ierse traditionele muziek voor een heldere, scherpe toon.
2. 0,024: Een populaire graadmeter voor Ierse traditionele muziek, die wat meer diepgang en duurzaamheid biedt.
3. 0,026: Zorgt voor een warmere en vollere toon, vaak gebruikt in bluegrassmuziek.
4. 0,028: Het zwaarste instrument, dat een diep en resonerend geluid produceert, geschikt voor bluegrass-, old-time- en klauwhamerstijlen.
Tenorbanjo:
1. 0,022 W: Een lichtgewicht snaar, speciaal voor Ierse tenorbanjo's, bekend als 'whiskysnaren'.
2. 0,023: Een standaardmaat voor Ierse tenorbanjo's, die een helder en helder geluid geeft.
3. 0,025: Meestal gebruikt voor banjospel in plectrumstijl, met een luider en voller geluid.
4. 0,027: Geschikt voor Bluegrass en oude muziek op tenorbanjo's, met een warme en zachte klank.
Plectrumbanjo:
1. 0,011: Net als bij de 5-snarige banjo is deze meter gebruikelijk voor hoge melodieën.
2. 0,012: Een standaardmaat voor plectrumbanjo, die een veelzijdige klank biedt.
3. 0,013: Zorgt voor een helderder en luider geluid, geschikt voor sommige plectrumstijlen.
Het is essentieel om met verschillende snaardiktes te experimenteren om de snaardikte te vinden die het beste bij jouw banjo en speelstijl past. Factoren zoals mensuurlengte, nekspanning, plaatsing van de capo en persoonlijke voorkeuren hebben allemaal invloed op de keuze van de snaardiktes.