1. Reflectie:Wanneer radiogolven een metalen oppervlak raken, kunnen ze in de tegenovergestelde richting worden teruggekaatst. Dit fenomeen is vergelijkbaar met hoe licht weerkaatst door een spiegel. Hoe hoger de frequentie van de radiogolven, hoe groter de kans dat ze worden gereflecteerd.
2. Absorptie:Sommige radiogolven kunnen worden geabsorbeerd door metalen voorwerpen. Wanneer dit gebeurt, wordt de energie van de radiogolven omgezet in warmte-energie, waardoor het metaal opwarmt. De hoeveelheid absorptie hangt af van de geleidbaarheid en dikte van het metaal.
3. Penetratie:Radiogolven met lagere frequenties, zoals AM-radiogolven, kunnen tot op zekere hoogte metalen voorwerpen binnendringen. Hoe hoger de frequentie van de radiogolven, hoe minder ze in metaal kunnen doordringen. FM-radiogolven en microgolven worden bijvoorbeeld grotendeels gereflecteerd of geabsorbeerd door metalen oppervlakken.
4. Diffractie:Radiogolven kunnen ook diffractie ondergaan wanneer ze metalen randen of obstakels tegenkomen. Dit betekent dat de golven om hoeken kunnen buigen en zich kunnen verspreiden terwijl ze door het metaal gaan.
Over het algemeen worden radiogolven niet volledig gestopt of "gedood" door contact met metaal. Ze interageren met metaal door middel van reflectie, absorptie, penetratie en diffractie, wat hun voortplanting en ontvangst kan beïnvloeden. Het specifieke gedrag van radiogolven in de aanwezigheid van metaal hangt af van de frequentie van de golven, het type metaal en de vorm en grootte van het metalen voorwerp.