Begeleiding: Het orkest begeleidt de solist en zorgt ervoor dat de stem of het instrument van de solist goed tot zijn recht komt. Het orkest volgt de leiding van de solist en biedt ondersteuning en aanvulling op de uitvoering van de solist.
Keuen spelen: Het orkest speelt doorgaans signalen of intermezzo's die naar en uit de secties van de solist leiden. Deze signalen zorgen voor een soepele overgang tussen de uitvoering van de solist en de orkestpartijen.
Dynamische controle: Het orkest past zijn dynamiek aan de expressie van de solist aan. Als de solist bijvoorbeeld een zachte passage speelt, zal het orkest het volume verlagen om een contrasterend effect te creëren. Omgekeerd, als de solist een luide sectie speelt, kan het orkest luider spelen om de algehele intensiteit van de muziek te versterken.
Het geluid in evenwicht brengen: De orkestleden moeten hun geluid in evenwicht brengen met de uitvoering van de solist. Ze moeten voorkomen dat ze de solist overweldigen en toch voldoende ondersteuning bieden. Dit vereist zorgvuldige aandacht voor dynamiek, articulatie en frasering.
Ensemblespel: Ondanks dat ze minder spelen, behoudt het orkest nog steeds de samenhang en eenheid van het ensemble. De orkestleden moeten naar elkaar luisteren en hun spel zo aanpassen dat het harmonieus samengaat met de solist.
De dirigent volgen: De dirigent speelt een cruciale rol in de coördinatie van het orkest tijdens een solo-optreden. De dirigent geeft het orkest aanwijzingen wanneer het binnen en buiten moet gaan, en zorgt ervoor dat dit synchroon loopt met de solist.