Het stokje wordt gebruikt in alle soorten orkesten, van symfonieorkesten tot kamerorkesten. Het wordt ook gebruikt in bands, koren en andere grote muziekgroepen. De dirigent gebruikt het stokje om de muzikanten bij elkaar te houden en een verenigd geluid te creëren.
Het gebruik van een stokje is niet essentieel voor het dirigeren van een orkest, maar het is de traditionele manier van dirigeren. Er zijn dirigenten die het liefst zonder stok dirigeren en met hun handen of lichaamstaal het tempo, de dynamiek en de frasering van de muziek aangeven.
Hier zijn enkele specifieke functies van het dirigeerstokje:
* Beslagtijd: Het stokje wordt gebruikt om de maat te slaan en het tempo van de muziek aan te geven. Met het stokje geeft de dirigent aan hoeveel tellen per maat, en of de muziek in snel of langzaam tempo gespeeld moet worden.
* Ingangen doorgeven: De dirigent gebruikt het stokje om de ingang van verschillende delen van het orkest aan te geven. De dirigent kan bijvoorbeeld het stokje gebruiken om naar de vioolsectie te wijzen, wat aangeeft dat ze moeten beginnen met spelen.
* Dirigent aansturen: De dirigent gebruikt het stokje om de dynamiek van de muziek aan te geven. De dirigent kan bijvoorbeeld het stokje omhoog brengen om aan te geven dat de muziek luider gespeeld moet worden, of het stokje laten zakken om aan te geven dat de muziek zachter gespeeld moet worden.
* De frasering vormgeven: De dirigent gebruikt het stokje om de frasering van de muziek vorm te geven. De dirigent kan het stokje bijvoorbeeld gebruiken om aan te geven dat een bepaalde noot of frase langer of korter gespeeld moet worden, of dat een bepaalde passage met meer of minder nadruk gespeeld moet worden.
Het dirigeerstokje is een essentieel hulpmiddel om met het orkest te communiceren en een uniform geluid te creëren. Het is een symbool van het gezag en leiderschap van de dirigent en vormt een integraal onderdeel van de orkesttraditie.