• Het veroordeelde bepaalde soorten toneelstukken die pleitten voor religieuze vrijheid, de rol en privileges van de geestelijkheid ter discussie stelden, of een negatief beeld schetsten van kerkelijke functionarissen.
• Het veroordeelde ook het gedrag dat vaak in theaters plaatsvond, waaronder gokken, dronkenschap en prostitutie.
• Het maakte bezwaar tegen de vermenging van mannelijke en vrouwelijke acteurs, wat als immoreel werd gezien.