Sociale structuur :
- De Elizabethaanse samenleving was zeer hiërarchisch, met een rigide sociale structuur. De vorst stond aan de top, gevolgd door de adel, adel, kooplieden, ambachtslieden en boeren.
- De sociale mobiliteit was beperkt en er werd van mensen verwacht dat ze binnen hun sociale klasse bleven.
Gezins- en gezinsleven :
- Gezinnen waren patriarchaal, met de vader als hoofd van het huishouden.
- Uitgebreide families waren gebruikelijk en meerdere generaties leefden vaak samen onder één dak.
- Gearrangeerde huwelijken kwamen veel voor, vooral onder de hogere klassen.
- Kinderen hadden beperkte rechten en er werd van hen verwacht dat ze hun ouders zonder twijfel gehoorzaamden.
Huisvesting :
- De huisvestingsomstandigheden varieerden afhankelijk van de sociale klasse. De rijken woonden in grote herenhuizen of landhuizen, terwijl de armen vaak in kleine, overvolle huisjes woonden.
- De sanitaire voorzieningen waren slecht en ziekten tierden welig.
- De gemiddelde levensduur was ongeveer 35 jaar.
Voeding en dieet :
- Het dieet van de hogere klassen was rijk en gevarieerd, met vlees, vis, gevogelte, groenten en fruit.
- De armen waren afhankelijk van een eenvoudiger dieet van brood, kaas en groenten.
- Specerijen, zoals peper, kaneel en nootmuskaat, werden zeer gewaardeerd en gebruikt om de smaak van voedsel te verbeteren.
Kleding :
- Kledingstijlen waren uitgebreid en gedicteerd door sociale status. De rijken droegen luxe stoffen zoals zijde en fluweel, terwijl de armen eenvoudigere materialen droegen zoals wol en linnen.
- Weeldewetten reguleerden de soorten kleding die mensen konden dragen op basis van hun sociale rang.
Amusement :
- Populaire vormen van amusement waren theater, muziek, dans en jacht.
- Het theater was een bloeiende industrie en de toneelstukken van Shakespeare werden opgevoerd in het Globe Theatre.
- Berengevechten, stierengevechten en hanengevechten waren ook veel voorkomende vormen van amusement.
Onderwijs :
- Onderwijs was beperkt tot de rijke en hogere klassen.
- Jongens gingen naar middelbare scholen, waar ze Latijn, Grieks en retoriek studeerden.
- Meisjes kregen doorgaans thuis onderwijs en concentreerden zich op praktische vaardigheden zoals naaien, koken en huishoudelijk beheer.
Religie :
- Engeland was een protestantse natie en de Kerk van Engeland was de officiële religie.
- Religieuze diensten waren verplicht en er werd van mensen verwacht dat ze regelmatig naar de kerk gingen.
- Het katholicisme werd onderdrukt en praktiserende katholieken werden vervolgd.
Reizen en transport :
- Reizen ging langzaam en moeilijk.
- De meeste mensen reisden te voet of te paard.
- Rijke individuen kunnen een koets of een nestje bezitten.
- Zeereizen waren gebruikelijk voor langeafstandsreizen.
Economie en handel :
- De Engelse economie breidde zich uit, gedreven door handel en commercie.
- De groei van dorpen en steden leidde tot grotere economische kansen.
- De koopmansklasse verwierf rijkdom en invloed.
- De armen kregen vaak te maken met economische ontberingen en ongelijkheid.
Over het geheel genomen werd het leven in de tijd van William Shakespeare gekenmerkt door aanzienlijke sociale en economische veranderingen, evenals strikte sociale hiërarchieën, beperkte onderwijsmogelijkheden en verschillende vormen van amusement en religieuze praktijken.