Aan het begin van het hoofdstuk voelt Holden zich verloren en alleen. Hij denkt erover na hoeveel hij vrijwel alles in zijn leven haat. Hij denkt er ook over na dat hij niet volwassen wil worden. Hij is in het park en heeft het gevoel dat hij alles van een afstandje bekijkt, alsof hij er niet echt deel van uitmaakt. Het is een eenzaam gevoel.
Maar dan ziet hij de carrousel en verandert alles. Hij rent erheen en stapt op een paard, en een paar minuten lang is hij volkomen gelukkig. Hij denkt aan niets anders, geniet alleen maar van het moment.
De carrouselscène is belangrijk omdat deze laat zien dat Holden niet zo cynisch en afgemat is als hij probeert te doen voorkomen. Hij is in staat vreugde en geluk te voelen, zelfs te midden van al zijn pijn en verwarring. Het laat ook zien dat Holden in veel opzichten nog een kind is, en dat hij nog steeds zijn plek in de wereld probeert te vinden.