Asielen en hofjes: Kinderen met een handicap werden soms in gestichten of armenhuizen geplaatst, waar ze basiszorg en onderwijs konden krijgen. De omstandigheden in deze landen waren echter vaak slecht en kinderen werden vaak mishandeld.
Speciale scholen: In de 19e eeuw werden enkele speciale scholen opgericht voor kinderen met een handicap. Deze scholen waren doorgaans gericht op het aanbieden van academische basisvaardigheden en beroepsopleiding.
Thuisgebonden onderwijs: Sommige kinderen met een beperking kregen thuis onderwijs van hun ouders of docenten. Dit was vaak het geval bij kinderen met een ernstige beperking die niet naar school konden.
Rovende docenten: Rondtrekkende leraren reisden van huis naar huis om les te geven aan kinderen met een beperking. Vooral op het platteland kwam dit veel voor.
Tegen het einde van de 19e eeuw begon de publieke opinie te verschuiven ten gunste van het aanbieden van onderwijs aan kinderen met een handicap. In 1890 keurde het Amerikaanse Congres de Education for All Handicapped Children Act goed, die federale financiering voorzag in het onderwijs aan kinderen met een handicap. Dit leidde tot de oprichting van meer speciale scholen en een betere toegang tot onderwijs voor kinderen met een handicap.