Eén theorie is dat Aziatisch theater begon als een vorm van religieus ritueel. In oude samenlevingen voerden mensen dansen, liederen en opvoeringen van verhalen uit hun religie uit om de goden te plezieren en geluk te brengen. Deze uitvoeringen werden vaak gehouden in tempels of andere heilige ruimtes, en gingen vaak gepaard met muziek en drumwerk.
Een andere theorie is dat Aziatisch theater zich ontwikkelde als een vorm van entertainment. In de oudheid kwamen mensen samen in openbare ruimtes om te zien hoe artiesten verhalen vertelden, liedjes zongen en dansten. Deze uitvoeringen waren vaak behoorlijk uitgebreid en konden uren of zelfs dagen duren.
In de loop van de tijd ontwikkelde het Aziatische theater zich tot de rijke en levendige kunstvorm die het nu is. Er zijn veel verschillende vormen van Aziatisch theater, elk met zijn eigen unieke stijl en tradities. Enkele van de meest populaire vormen van Aziatisch theater zijn Chinese opera, Japanse kabuki, Koreaanse pansori en Indiase kathakali.
Aziatisch theater heeft een diepgaande invloed gehad op de wereldcultuur. Het heeft de ontwikkeling van het westerse theater beïnvloed en is nog steeds een inspiratiebron voor kunstenaars en performers over de hele wereld.