Algemene toegang: De goedkoopste stoelen bevonden zich in het "groundlings" -gedeelte, het sta-gedeelte voor het podium. De toegangsprijzen voor de grondbewoners varieerden doorgaans van één cent (één cent) tot twee pence (twopence). Dit was de meest betaalbare optie voor het grote publiek.
Galerijen: De galerijen, of bovenste verdiepingen van het theater, boden een beter zicht op het podium. De toegangskosten tot de galerijen waren doorgaans hoger dan die voor grondbewoners, variërend van twee pence tot sixpence (zes cent). Deze stoelen waren populair onder de middenklasse, inclusief kooplieden en ambachtslieden.
Dozen: De meest exclusieve en dure zitplaatsen waren de boxen, dit waren privékamers aan weerszijden van het podium. De kosten van een doos kunnen variëren van enkele shilling tot een pond of meer, afhankelijk van de grootte en locatie van de doos. Deze zetels waren vaak gereserveerd voor rijke edelen, aristocraten en royalty's.
Seizoenpassen: Sommige theaterbezoekers kozen ervoor om seizoenspassen te kopen, waardoor ze tegen lagere kosten meerdere voorstellingen konden bijwonen. Deze passen kosten doorgaans ongeveer 10 shilling per pond en kunnen aan het begin van het theaterseizoen worden gekocht.
Het is belangrijk op te merken dat deze prijzen bij benadering zijn en kunnen variëren, afhankelijk van het specifieke spel en andere factoren. Bovendien was de koopkracht van geld in de 16e en 17e eeuw anders dan nu, dus deze prijzen zouden in die historische context een ander betekenisniveau hebben gehad.