2. Waarom droeg de golfer twee broeken? Voor het geval hij een gat in één krijgt.
3. Hoe noem je een computer die zingt? Een Dell.
4. Waarom was het stadion leeg? Omdat alle stoelen bezet waren.
5. Wat zei de oceaan tegen het strand? Niets, het zwaaide alleen maar.
6. Waarom kon de fiets niet zelfstandig blijven staan? Omdat het twee-moe was.
7. Wat zei de ene muur tegen de andere muur? Ontmoet je op de hoek.
8. Waarom ging de foto naar de gevangenis? Omdat het ingelijst was.
9. Waarom heeft de vogelverschrikker een prijs gewonnen? Omdat hij uitmuntend was in zijn vakgebied.
10. Wat zei de ene hoed tegen de andere hoed? Jij blijft hier; Ik ga op kop.