1. Fluitje: Een zacht en duidelijk fluitje, vaak gebruikt als contactoproep of tijdens territoriale vertoningen. Het kan een enkele, korte noot zijn of een reeks fluittonen die snel achter elkaar klinken.
2. Triller: Een snelle reeks hoge tonen die klinken als een snelle, borrelende triller. Deze vocalisatie wordt vaak geassocieerd met verkering en territoriale verdediging.
3. Zoem: Een laag en trillend geluid, gecreëerd door het snel fladderen van hun vleugels. Het wordt meestal gehoord tijdens verkeringsvertoningen, vooral wanneer het mannetje een vrouwtje probeert aan te trekken.
4. Lied: Mannetjesleeuwerikgorzen hebben een uitgebreider en complexer lied, vooral tijdens het broedseizoen. Hun liedjes bestaan uit een reeks muzikale frasen, die vaak beginnen met een hoge noot, gevolgd door een cascade van dalende noten. De nummers kunnen behoorlijk onderscheidend zijn en regionaal variëren, maar bestaan over het algemeen uit een mix van fluitjes, trillers en gekweelgeluiden.
5. Bel: Naast hun liedjes hebben leeuwerikengorzen ook specifieke oproepen voor verschillende situaties. Ze kunnen bijvoorbeeld een scherpe en luide 'chip'-oproep gebruiken als alarm of als ze schrikken. Ze hebben ook een "chit" -oproep die wordt gebruikt voor het massaal verzamelen en onderhouden van contact met andere individuen.
Het is belangrijk op te merken dat de exacte geluiden en vocalisaties van leeuwerikengorzen kunnen variëren, afhankelijk van de soort, geografische locatie en individuele verschillen.