Fysieke humor: Griekse komedies waren sterk afhankelijk van fysieke humor, zoals slapstick, pratfalls en vermommingen. Deze elementen droegen bij aan het creëren van een luchtige en vermakelijke sfeer.
Verkeerde identiteiten: Griekse komedies gebruikten vaak het apparaat van identiteitsverwisseling om verwarring en humor te creëren. Personages werden vaak voor iemand anders aangezien, wat tot misverstanden en komische situaties leidde.
Politieke en sociale satire: Griekse komedies bevatten vaak elementen van politieke en sociale satire. Toneelschrijvers gebruikten humor om de regering, het leger en andere aspecten van de samenleving te bekritiseren. Deze satire was vaak subtiel, maar kon toch zeer effectief zijn.
Happy End: Griekse komedies eindigden doorgaans met een happy end. De hoofdpersonen zouden liefde en geluk vinden, en eventuele conflicten zouden worden opgelost. Dit zorgde voor een gevoel van voldoening bij het publiek en zorgde ervoor dat ze zich opgetogen voelden.
Parodos: Het openingsnummer gezongen door het koor.
Agon: Wedstrijd:een veldslag of conflict, meestal tussen twee of meer tegengestelde partijen, maar het kan ook intern zijn.
Kommos: Een duet met klaagzang tussen het koor en een solozanger of een semi-refrein.
Stasimon: Een koorode tussen afleveringen van het stuk.
Exodo's: De laatste aflevering die naar de finale leidt.