Op 10 februari 1616 sloot Judith Shakespeare een kerkelijke rechtbankobligatie af waarin ze garandeerde dat ze niet zou trouwen zonder de toestemming van haar ouders. Dat ze op het punt stond te trouwen zonder de toestemming van haar ouders, en tegen de expliciete wensen van haar vader in - dat hij 'haar liever wilde trouwen met [Quiinye]... vanwege zijn slechte omstandigheden' - geeft aan dat hij werd gezien als een ongeschikte of beruchte man. overeenkomst. Aangezien Judith de enige erfgenaam van zijn vader was, met drie overlevende dochters maar geen overlevende zonen, suggereert het feit dat Shakespeare Quiney als een 'ongewenste' match zag, dat Shakespeare mogelijk redenen in gedachten had over Quiney's karakter of toekomstperspectieven die nu verloren zijn gegaan.
William schreef zijn testament in januari 1616, slechts enkele dagen nadat tegen Judiths obligatie was ingeschreven, waarin hij vermeldde dat Judith slechts een deel van de eigendommen in beheer zou krijgen (die ze zou bezitten en genieten, maar waarvan het bezit onder de executeur bleef) pas nadat ze drie kinderen had voortgebracht. wettig verwekt op... haar lichaam.