A. Om naar de andere kant te komen.
2. Waarom heeft de vogelverschrikker een prijs gewonnen?
A. Omdat hij uitmuntend was in zijn vakgebied!
3. Waarom droeg de golfer twee broeken?
A. Voor het geval hij een gat in één krijgt!
4. Hoe noem je iemand die bang is voor Sinterklaas?
A. Claus-trofobisch!
5. Waarom zag het wiskundeboek er zo verdrietig uit?
A. Vanwege al zijn problemen!
6. Hoe noem je een boemerang die niet werkt?
A. Een stok!
7. Waarom was de frisbee zo blut?
A. Omdat hij de pizzasnijder zag!
8. Hoe noem je een sneeuwpop met een sixpack?
A. Een buiksneeuwman!
9. Wat zei de druif toen er op werd getrapt?
A. Niets, het gaf alleen een beetje wijn!
10. Waarom ging de nagel naar de dokter?
A. Omdat er gehamerd moest worden!