1. In ‘The Tempest’, Act IV, Scène 1:
- "Wij zijn zulke dingen
Terwijl dromen worden gemaakt; en ons kleine leven
Wordt afgerond met een slaap."
In deze context wordt 'onkruid' afgewisseld met 'dingen' en 'dromen'. Het suggereert dat het menselijk bestaan kwetsbaar, vluchtig en niet substantieel is, zoals onkruid dat snel groeit maar oppervlakkige wortels heeft.
2. In 'Hamlet', eerste bedrijf, scène 3:
- "Maar twee maanden dood! Nee, niet zozeer, niet twee;
Een zo voortreffelijke koning; dat was, hierbij
Hyperion voor een sater; zo lief voor mijn moeder
Opdat hij de winden van de hemel niet zou beproeven
Bezoek haar gezicht te ruw. Hemel en aarde!
Moet ik het onthouden? waarom, ze zou hem moeten vasthouden,
Alsof de eetlust was toegenomen
Door waar het zich mee voedde; en toch, binnen een maand,
Laat ik er niet aan denken:zwakheid, uw naam is vrouw!
Een kleine maand, of voordat die schoenen oud waren
Waarmee ze het lichaam van mijn arme vader volgde,
Net als Niobe, alle tranen – waarom zij, zelfs zij –
O God! een beest, dat een betoog over de rede wil,
Ik zou langer hebben gerouwd!"
In deze monoloog drukt Hamlet zijn afkeer uit over het overhaaste hertrouwen van zijn moeder na de dood van zijn vader. Hij gebruikt 'onkruid' in verwijzing naar het verdriet van zijn moeder, wat impliceert dat haar verdriet snel verdorde, net als onkruid.
3. In ‘De verkrachting van Lucrece’, strofe 155:
- "Maar zij, die nooit met vreemde ogen omging,
Kon geen betekenis ontlenen aan hun sprekende blikken,
Lees ook niet de subtiel stralende geheimen
Schrijf in de glazige randen van zulke boeken.
Ze raakte geen onbekend aas aan en was ook niet bang voor haken;
Ook kon ze zijn moedwillige blik niet moraliseren,
Meer dan zijn ogen werden geopend voor het licht.
Hij vertelt haar over de roem van haar man,
Gewonnen op het gebied van het vruchtbare Italië;
En decks met lof voor de hoge naam van Collatine,
Zoals stinkende wierook de heldere hemel van de zon verzorgt."
In deze strofe gebruikt Shakespeare 'onkruid' in figuurlijke zin. Hij beschrijft Lucrece's onschuld en gebrek aan ervaring als een 'onkruidachtige grond', die kwetsbaar is voor de avances van Tarquin.
Over het geheel genomen wijst Shakespeares gebruik van 'onkruid' in deze voorbeelden op de negatieve connotaties van kwetsbaarheid, oppervlakkigheid en onbeduidendheid.