Haacke werd geboren in Allentown, Pennsylvania, op 15 november 1936. Hij studeerde eerst tekenen en schilderen aan Cooper Union in New York City, waar hij student was van 1955 tot 1957. Hij vervolgde zijn kunststudie aan de Tyler School of Art aan de Universiteit van New York. Temple University in Philadelphia van 1957 tot 1959, waar hij zich specialiseerde in grafisch ontwerp. Na zijn studie meldde Haacke zich bij het Amerikaanse leger, waar hij van 1959 tot 1961 als grafisch illustrator diende.
Na zijn diensttijd keerde Haacke terug naar New York City en begon te werken als freelance commercieel ontwerper. In 1962 had hij zijn eerste solotentoonstelling in de Tanager Gallery in New York City. Haacke was een vroege conceptuele kunstenaar en begon in 1963 met een reeks conceptuele sculptuurinstallaties waarin alledaagse voorwerpen werden opgenomen en die in een nieuwe context werden gemanipuleerd. De condensatiekubus uit 1965-1966 bestond uit een glazen doos met in het midden een blok ijs opgehangen. Haacke's concept was dat de kubus langzaam zou condenseren, waardoor er water zou ontstaan dat plassen rond de basis zou vormen.
Haacke breidde zijn installaties uit met een grotere verscheidenheid aan gevonden en vervaardigde materialen, evenals foto- en videodocumentatie van zijn werkprocessen. In 1969 werkte hij samen met Hans Haacke aan het stuk Shapolsky et al. Manhattan Real Estate Holdings, een real-time sociaal systeem, vanaf 1 mei 1971, een installatie die onroerendgoedvermeldingen uit de New York Times gebruikte om patronen van onroerendgoedbezit in Manhattan te onderzoeken. Het stuk werd geïnstalleerd in het Joods Museum in New York City, waar het controversieel was vanwege de impliciete kritiek op de concentratie van onroerendgoedbezit onder rijke individuen en instellingen.
Begin jaren zeventig werd Haacke's werk steeds politieker. Hij creëerde verschillende werken die de relaties tussen kunst, de kunstwereld en de samenleving onderzochten, waaronder het stuk MoMA Poll uit 1971, waarin hij bezoekers van het Museum of Modern Art (MoMA) in New York City interviewde over hun mening over het museum en zijn collectie. In 1972 creëerde Haacke het stuk Sol LeWitt:Sentences on Conceptual Art, dat bestond uit een reeks tekstpanelen die een interview reproduceerden dat Haacke had gevoerd met de kunstenaar Sol LeWitt.
Haacke's werk is nog steeds politiek van aard, en hij is kwesties als sociale en politieke macht, consumentisme en vernietiging van het milieu blijven onderzoeken. De afgelopen jaren heeft hij werken gemaakt die de relaties tussen kunst, wetenschap en technologie onderzoeken, evenals het gebruik van surveillancetechnologieën in de samenleving.
Haacke's werk is tentoongesteld in tal van galerieën en musea over de hele wereld, en hij heeft talloze prijzen en onderscheidingen ontvangen voor zijn werk, waaronder een Guggenheim Fellowship in 1972, een National Endowment for the Arts Grant in 1976 en een MacArthur Fellowship in 1985. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste conceptuele kunstenaars van zijn generatie.